OVERDDENKING 20-05-2020
Geliefde broeders en zusters in de Here Jezus Christus,
Zoals iemand denkt in zijn hart, zo is hij; Spreuken 23:7 KJV.
Laten we vandaag kijken naar het leven van koning Saul, vanaf 1 Samuel 9.
God had Saul geroepen en gezalfd en bevestigd als koning over Zijn volk Israël. Saul had 40 jaar geregeerd. God had alles gegeven wat een koning nodig had om te regeren. God had het hart van het volk gemaakt dat ze gewillig hem volgden.
Saul, een statige knappe jonge man, was op zoek naar de ezelinnen van zijn vader die weggelopen waren. God leidde hem naar Samuel. Hij kwam bij Samuel om naar de ezelinnen te vragen. Zo deden de Israëlieten vroeger als ze iets wilden weten, dan vroegen ze de profeet (ziener) om aan God te vragen.
We kunnen nu rechtstreeks tot God komen elk moment. Samuel vertelde dat de ezelinnen al terecht waren. Dan vertelde Samuel aan hem dat God hem gekozen had als koning over Israël, maar dat kon en wou hij niet geloven.Hij, ziende op zichzelf, zijn familie en zijn stam, kon het niet geloven. In plaats van ziende op zijn situatie en God danken dat God hem Zijn volk toevertrouwde, geloofde hij niet. Zijn reactie was Ikgericht. Ik ben te min, wat zullen de mensen zeggen als het niet goed gaat. Zo is je reactie als je Ik gericht bent. Je moet goed staan in de ogen van de mensen. Eer van de mensen. Hoe is onze eerste reactie als we gevraagd worden om een bepaalde taak in Gods werk te doen? Brengen we in nederigheid dank aan God dat Zijn oog op ons gevallen is of vinden we die taak te min voor ons, of vinden we ons niet geschikt ervoor? Wat zou de mensen van mij denken als ik die taak neem? Saul geloofde de woorden van Samuel wel dat de ezelinnen al terecht zijn, maar voor hemzelf persoonlijk, nee! Hij was gericht op zichzelf, Ikgericht.
Samuel bevestigde de roeping van God door gebeurtenissen die Saul onderweg naar huis zou tegenkomen. Zelfs dat de Heilige Geest over hem zou komen en hij samen met de profeten die hij onderweg tegenkwam zou profeteren. En toen hij wegging van Samuel gaf God hem een ander hart, en alle tekenen die Samuel hem vertelde waren allemaal precies uitgekomen. Toch bleef hij zijn hart verharden. Als je Ikgericht bent dan wordt je hart verhard voor de dingen van God. Zo gebeurt ook met ons, als Gods Woord zegt: door Zijn striemen zijt gij genezen (1 Petrus 2:24) Dan zeg je: niet voor deze ziekte, de dokter zegt: ik moet ermee leren leven. We durven vaak niet de stap in geloof te doen om met God in het diepe te gaan. We blijven liever gericht op onszelf, dat is veilig.
Psalm 91:9,10: zegt:
De Allerhoogste hebt gij tot uw schutse gesteld; geen onheil zal u treffen, geen plaag zal uw tent naderen.
Ja, maar niet voor corona virus. De besmettingsgevaar is vreselijk! Is Gods belofte beperkt? We zijn Ikgericht, daarom kunnen we niet op alle beloften van God amen zeggen.
Toen Samuel het volk opriep om te verzamelen en te horen wie God gekozen had om koning over Israël te worden was Saul niet bij. Hij verstopte zich in de schuur. Alle tekenen als bevestiging van zijn roeping, een ander hart had God gegeven, toch verhardde hij zijn hart. Hij nam niet de stap in geloof en dankte God dat God hem gekozen had om koning te worden. Als je beseft dat je zelf niets bent en in nederigheid en vertrouwen op God, de roeping accepteert dan zal je ervaren de leiding van God en God geeft alles wat je nodig hebt om Zijn roeping of plan voor jou uit te voeren en dan ben je geheel afhankelijk van God. Maar als je Ikgericht bent dan ben je hoogmoedig, trots, je denken zijn aards. Wist God niet dat Saul zo in elkaar zat? Natuurlijk wel, maar God heeft iedereen lief en geeft iedereen een kans. Onze Almachtige Liefdevolle Vader is heel creatief, zoals je kan zien in de schepping, in de natuur om ons heen. Hij wil deze grove diamant slijpen en iets nieuws maken dat het een schitterend en waardevolle juweel van Hem wordt. Geweldig! Hij heeft plezier om ons zo te maken. Kunt u dat voorstellen? Daarvoor moet eerst alle Ikgericht zijn afgeslepen worden. Van Gods kant blijft God alle mogelijkheden en kansen geven om de roeping die Hij heeft voor een ieder van ons te volvoeren.
Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk; Romeinen 11:29
Als wij falen is niet de schuld van God, maar we moeten onszelf onderzoeken. Als we beseffen en vergeving vragen gaat God weer verder Zijn roeping voor ons volbrengen.
De eerste regeringsjaar van Saul ging goed, hij werd bekend. Hij won het vertrouwen van het volk, hij werd geëerd. Bij zijn eerste ontmoeting met Samuel had Samuel hem ook opdracht gegeven om op afgesproken tijd met het volk naar Gilgal te gaan en zeven dagen wachten, dan zou Samuel komen om brandoffers en vredeoffers te slachten. (1 Samuel 10:8). Op de afgesproken tijd was Samuel nog niet gekomen en het volk werd onrustig. De bijbel vertelde niet waarom Samuel iets te laat kwam. Maar het was een test voor Saul. God gaf hem weer een kans om in nederigheid en gehoorzaamheid op God te vertrouwen. Hij ging zelf het offer doen. Nauwelijks was hij gereed met het offeren van het brandoffer, of zie, daar kwam Samuel. Saul ging hem tegemoet om hem te begroeten. Toe zei Samuel: wat hebt gij gedaan?
Gij hebt dwaas gehandeld, gij hebt niet in acht genomen het gebod van de Here, uw God, dat HIj u geboden heeft, anders zou de Here uw koningschap voor altijd bevestigd hebben, 1 Samuel 13:13.
Saul had een grote fout gedaan. Hij had God niet geëerd. Hij was koning, maar hij had geen recht om offers te brengen, dat mag alleen de aangewezen priester doen. Het is een heilig moment, offer brengen voor de Here. Zelfs in de tij van Mozes toen de twee zonen van Aaron, priesters, verkeerd hebben gedaan, werden ze opslag gedood door God. Toen Samuel Saul ter verantwoording zei: Wat hebt gij gedaan? Gaf hij de schuld aan de mensen. Hij zag zijn fout niet. Hij had geen berouw gehad en vergeving gevraagd. Hij hield meer rekening met de mensen dan met God. Mensen meer behagen, hij moet geëerd worden. Hij was vergeten dat het God was die hem als koning had gekozen. Hij was vergeten dat hij van de kleinste familie was, maar toch was Gods oog op hem gevallen. Hij is Ikgericht.
Wij zijn kinderen van God. God heeft ons ook een ander hart gegeven, een wedergeboren, nieuwe geest(leven) gegeven. Paulus zegt in
Kolossenzen 2:6,7: Nu gij Christus Jezus, de Here aanvaard hebt, wandelt in Hem, geworteld en opgebouwd wordend in Hem, bevestigd wordend in het geloof, zoals u geleerd is overvloeiende in dankzegging.
Kunt u het voorstellen of overpeinzen wat het is: wandelt in Hem, ons helemaal omhullen met Jezus en overal waar wij heen gaan Hij omhult ons; geworteld betekent: vast gegroeid in Hem dan word je sterk en standvastig wat er ook op je afkomt, je blijft vaststaan, geworteld, kan niet uitgetrokken worden. Zo word je opgebouwd in Jezus en bevestigd worden in het geloof (vast gespijkerd in het geloof) van Jezus die wij hebben ontvangen van God en dan zal onze harten overvloeien van dankzegging. Dan zijn we Godgericht. Als we Ikgericht zijn, zal ons hart niet overvloeien van dankzegging, want alles wat we hebben en kunnen, zien we dat we het zelf voor mekaar hebben gekregen.
We zien dat Saul geen berouw had en vergeving vroeg. God had een plan voor hem en zijn nakomelingen. God zou zijn koningschap voor altijd bevestigen, maar door Ikgericht zijn verhardde hij zijn hart. Is het Gods fout? En de tekst van Romeinen 11:29? De beloften Gods zijn ja en amen. Maar we zien dat het aan ons ligt.
Daarom mijn lieve broeders en zusters, zolang we nog leven hier op aarde blijft God ons de kans geven om ons geheel aan Hem te geven zodat de Heilige Geest de harde delen van ons hart zacht kan maken en ons klaarmaken voor het plan dat God heeft voor een ieder van ons.
Ondanks zijn verharde hart gaf God hem alle tijd om zich te vernederen en bekeren. Maar we zien dat hij bleef zich verharden en steeds bergafwaarts ging.
Alles wat in het Oude Testament geschreven was, was voor ons tot een voorbeeld. Vroeger hadden ze alleen de wetten van Mozes en de profeten, maar we hebben alles ontvangen van God. We hebben het eeuwige leven ontvangen toen we in Jezus Christus geloven. We ontvangen alle zegeningen, beloftes en genadegaven. Wij, van oorsprong heidenen, zijn door geloof in Jezus, kinderen van God geworden. In Lucas 12:48 zegt de Here Jezus
van een ieder, wie veel gegeven is, zal veel geëist worden en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraag. Lucas 12:48
God wil ons klaarmaken om één te worden met God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Daarvoor moeten we ons hart erop zetten God te zoeken; in nederigheid ons laten leiden door de Heilige Geest; in alles God raadplegen, beseffen dat zonder Hem wij niets zijn; altijd Zijn weldaden blijven gedenken. Tel uw zegeningen één voor één; Zijn Woord levend in onze voorstelling houden, dan wordt ons denken vernieuwd en het Ikgericht zijn zal van ons afvallen als de schubben van onze ogen, zoals Pauls (handelingen 9:18) en kunnen we met onze ogen de heerlijkheid van God zien en worden we Godgericht.
A M E N
God zegene u allen
Edith